Posts Tagged 'fountains of wayne'

De 10 beste platen van 2011

Het is alweer even januari. Ik eet zonet de laatste koude oliebol op. De Jip-en-Janneke-champagne is er ook doorheen. Het aantal luisteraars van Radio 2 halveert met de dag. Het perfecte moment om even terug te blikken op 2011.

Het jaar waarin Amy en Steve overleden, en Kim Jong-Il geheel volgens de profetie transformeerde in een vuurspuwende draak en zijn rechtmatige plek innam aan de sterrenhemel. Het jaar ook waarin de Arabische wereld een paar giant steps vooruit zette, en de Westerse een pas op de plaats moest maken. En het jaar waarin tien dolgelukkige muzikale acts een plek veroverden in mijn jaarlijstje.

10. Marissa Nadler – Marissa Nadler

Eén van de vele epicentra van mijn muzieksmaak balanceert op een dunne lijn tussen indierock en americana. Een iets te prominent accent uit de Southern States en ik haak af. Als alle gitaren worden omgewisseld tot halfgestemde banjo’s, hetzelfde verhaal. Maar een paar keer per jaar weet iemand het perfecte geluid te benaderen. Zo ook Marissa Nadler, of haar producer, op haar titelloze vijfde album. Precies genoeg pedal steel en ukelele, en altijd in dienst van Het Liedje. Bonuspunten voor ‘The Sun Always Reminds Me Of You’, het schoolvoorbeeld van zo’n Liedje.

9. Bill Callahan – Apocalypse

Niet dat The Artist Formerly Known As Smog ooit weg is geweest, maar wel in mijn belevingswereld. Maar wat een herintroductie. Een stem met een diepte waarop Cash jaloers zou zijn. En dat gecombineerd met liedjes met meer dan drie standaardakkoorden. Bonuspunten voor dik twintig jaar na je eerste album nog steeds weten te boeien op je veertiende.

8. The Weeknd – House of Balloons

Je kan het op alle mogelijke manieren proberen te verhullen. Met een slick R&B-jasje. Matching Tumblr vol geïnstagramde scenefoto’s. Een coole artiestennaam met een spelfout erin. Door adelbrieven van hiphopkoning Drake. Maar ik herken een melancholische indie-singer/songwriter als ik er een hoor. Abel Tesfaye uit Toronto is er eentje, ook al noemt hij zich The Weeknd. Bonuspunten voor het sampelen van Beach House.

7. Yuck – Yuck

Ooit scoorde Nada Surf een bescheiden hitje met ‘Popular’, van hun debuutalbum. Hun moeilijke tweede ‘The Proximity Effect’ werd wereldwijd genegeerd als meesterwerk, ondanks de ideale mix van rockgeweld en subtiele melodie. Een uitzonderlijke combinatie, zo leert de muziekgeschiedenis (volgens ondergetekende). Begin deze eeuw was er het onvolprezen My Vitriol. Anno 2011 heeft Yuck het stokje overgenomen. Neem daarbij de stem van Daniel Blumberg aan toe, constant met het valse aan het flirten, en ik ben fan. Bonuspunten voor het jaren-negentigste-gitaargeluid van 2011.

6. A Hawk And A Hacksaw – Cervantine

Iedere jaarwisseling is het langer geleden dat het beste album ooit verscheen, In The Aeroplane Over The Sea van Neutral Milk Hotel. Maar iedere jaarwisseling komt ook het alle verwachtingen overtreffende comebackalbum van de band rond zanger/genie Jeff Mangum dichterbij. Tenzij die er nooit zal komen, dan niet natuurlijk. Hoe dan ook, in de tussentijd kunnen collega-bandleden en hardcore-fans zich nog steeds vermaken met spinoffs als A Hawk And A Hacksaw. Jeremy Barnes, voormalig drummer van NMH (en Beirut), neemt je mee op een reis om de wereld in veertig minuten. Bonuspunten voor de mariachi-toeters.

5. Fleet Foxes – Helplessness Blues

Wat nou moeilijke tweede? Deze sequel is nog een laagje dieper dan het al geweldige debuutalbum uit 2008. Niet alleen bevestiging, groei. Bonuspunten voor de mooiste uithaal van het jaar in de Lion-King-meets-Les-Triplettes-de-Belleville-videoclip van ‘The Shrine / An Argument’ hieronder.

4. Ski Leraar Bruin Money Gang – Ski Or Die

Het lelijke eendje in deze lijst. Heeft niks met Amerikaanse indie te maken. Desalniettemin verreweg mijn meest gedraaide plaat van 2011. Vooral in aanloop naar of tijdens activiteiten, realiseer ik me. Tijdens het schoonmaken. In de auto om alvast in de stemming te komen voor een uitwedstrijd in de laagste divisie van het zaterdagvoetbal. Als soundtrack bij het hardlopen, precies lang genoeg voor een rondje langs de parken Erasmus, Rembrandt en Vondel. Hij is trouwens nog steeds gratis te downloaden via slbmg.com. Bonuspunten voor de manier waarop ‘Leer Om Te Skiën’ overfade in ‘Money’.

3. Nicole Atkins – Mondo Amore

De derde artiest alweer in deze lijst zonder alias. Ongetwijfeld een persoonlijk record. Ik ben altijd wat huiverig voor singer/songwriters die onder hun eigen naam optreden, en helemaal bij zangeressen. Ilse de Lange maakt meer kapot dan je lief is. Nicole Atkins brengt me in één klap zes stappen dichter bij genezing. Moet ik het inkoppertje nog maken dat ze een geweldig mooie stem heeft en dat combineert met een uitstekend gevoel voor melodie? Bonuspunten voor ‘War Is Hell’, het allermooiste liedje van de afgelopen twaalf maanden. Helaas is daar nog geen video van, maar onderstaand nummer mag er ook wezen.

2. Deep Dark Woods – The Place I Left Behind

Ik raak een beetje door mijn superlatieven heen, zeker op het twangy-indiebandjes-vlak. Zonde, want dit is voor mij de ontdekking van het afgelopen jaar. Gelukkig heb ik niet de illusie dat iemand op dit punt nog de tekst leest alvorens het filmpje aan te klikken, als er al zover naar beneden is gescrold. Dertien songs, evenzoveel keer raak. Ik wilde schrijven: verplichte kost voor iedereen die alt.country/americana een warm hart toedraagt. Beter is: verplichte kost voor iedereen met een werkend stel oren. Bonuspunten voor het percentage driekwartsballades. Dat ligt hoog, dus.

1. Fountains of Wayne – Sky Full of Holes

Misschien een beetje een oeuvreprijs, deze eerste plaats. Maar daarom niet minder verdiend. Zelfde verhaal als de nummer twee in deze lijst eigenlijk. Alle dertien goed. Stuk voor stuk beter dan dat ene hitje, maar met dezelfde tekstuele spitsvondigheid. Een terugkeer naar de topvorm die de band in het midden van de jaren negentig had, maar dan (hoe kan het ook anders twee decennia verder) een stuk volwassener. Een tempo-tje trager, een wat breder pallet aan akkoorden. Echte songwriter-songs. Bonuspunten voor het schrijven van een roadsong met de titel ‘A Road Song’, en ermee wegkomen.

Fountains Of Wayne in Tivoli De Helling

Net voordat we vanuit Hoog Catherijne de stad insteken merkt compagnon Maarten op: “Is het niet in De Helling?” Hij heeft een punt. Een korte busrit later lopen we de kleine en minder sfeervol gesitueerde enclave van Tivoli binnen. We mikken op het strategisch missen van het voorprogramma, want John Mayer schijnt fan te zijn.

Helaas is David Mead pas net begonnen. Tenminste, die conclusie trek ik uit het feit dat hij gevoelsmatig een uur na onze entree nog steeds enthousiast de zoveelste minimale variatie op hetzelfde nummer instart. Ik kan er een half uur naast zitten, door mijn opspelende allergie voor middelmaat raakte mijn hele tijdsbesef in de war. Voordat meneer Mead midtempo-liedje nummer 24 inzet laat hij trots zijn nieuwe fietsbel horen. Want die kun je hier gewoon in de winkel kopen.

Echt slecht is het nergens, en wellicht dat na een luisterbeurt of vijf sommige liedjes zelfs kunnen beklijven. Bij de eerste doen ze dat in ieder geval niet. De compleet volgestouwde zaal is het collectief met me eens, maak ik op uit het gegons van de herinneringen aan hun wilde jaren ’90 ophalende bedrijfsaccountants en systeembeheerders. Toch bedankt Mead ons hartelijk voor zijn leukste optreden sinds tijden, voordat hij met zijn fietsbel het podium verlaat.

We zitten het allemaal uit, want we weten wat nog komen gaat. Mijn eerste show van Fountains Of Wayne. Makers van powerpop zoals dat gemaakt hoort te worden. Een band die, mocht ik me ooit aan een allesomvattende top 10 lievelingsbands wagen, allang zeker is van een plekje.

Al tijdens de eerste paar regels blijkt het heerlijke rauwe randje in de stem van zanger Chris Collingwood live nog nadrukkelijker aanwezig dan vanuit de boxjes thuis. Het is een wonder dat hij na vijftien jaar nog kan touren. Hier geen gepronk met rijwielattributen, deze band is meer van het adagium ‘niet lullen, maar spelen’. Een instelling waar ik alleen maar respect voor kan hebben.

Van begin tot eind houden ze de spanning erin door constant te wisselen tussen stevig en subtiel, uptempo en kalm. Zonder namen te noemen, sommige voorprogramma’s zouden hier een voorbeeld aan kunnen nemen. De eerste keer dat het publiek stopt met ademloos toekijken is tijdens het korte lachsalvo als in ‘Denise’ de regel “She listens to Puff Daddy” geheel terecht blijkt te zijn geactualiseerd tot “She listens to P. Diddy”.

“We komen nu in het deel van de setlist waar de songs het woord ‘song’ bevatten,” kondigt bassist Adam Schlesinger aan. Mooi, dan is dit het deel van het optreden waarin ik het toilet en de bar kan bezoeken. In die volgorde, uiteraard. Als ik twee lauwe bekertjes rijker terugkom stappen net een paar 14-jarigen het podium op. Ik krijg spontaan de geur van Axe Africa niet meer uit mijn neus als ze ook nog een niet-ingeplugde gitaar om de schouders krijgen gedrapeerd. Hetzelfde trucje heb ik Kane ook eens zien doen. De tieners zingen uit volle borst ‘Hey Julie’ mee. “Gelukkig staat de microfoon uit,” zegt Maarten terecht.

Halverwege pre-encore-uitsmijter ‘Radiation Vibe’ gaan de Fountains, inmiddels weer gewoon met zijn vieren, compleet los met een medley-intermezzo. Covers van achtereenvolgens Paul McCartney, Golden Earring en Tears For Fears worden zonder rustpauze aan elkaar gelast. Vooral de ode aan de Earrings is enig, want die zijn natuurlijk ook hartstikke Nederlands.

Totdat ze hem als toegift inzetten heb ik het hitje totaal niet gemist. Ze hebben de moeder van Stacy voor de gelegenheid omgebouwd tot mineurballade, wat het enige geldige excuus is om hem in de verder nagenoeg perfecte setlist te verwerken.

Gelukkig eindigt het viertal gewoon op een elektrische noot. Ze tonen zich in het bescheiden zaaltje een volleerd stadionact, want tijdens ‘Sink To The Bottom’ laat Collingwood heel professioneel een refreintje over aan het publiek. Even terzijde, als iemand meent mij te hebben zien meezingen, ik ontken alles. De slotsolo wordt nog een paar maten gerekt. Het is een gepast einde van een uitstekend optreden.

Zelden zag ik een band die zo goed hun eigen krachten en zwaktes in het repertoire kent. Hun post-millenniumwisseling-albums kunnen me gestolen worden, maar gelukkig houden ze de bijdragen hieruit beperkt tot een aantal uitschieters naar boven. Ze spelen redelijk wat materiaal van de dit jaar verschenen return-to-form-plaat Sky Full of Holes, maar niet zoveel dat het de show domineert. En gelukkig zijn ze hun eerste twee, het meesterlijke zelfgetitelde debuut en de uitstekende follow-up Utopia Parkway, niet vergeten.

Het is bijna onmogelijk om als lievelingsbandje vijftien jaar aan verwachtingen waar te maken. Dat het Fountains Of Wayne lukt zegt genoeg. Topoptreden.

Fountains Of Wayne – Someone’s Gonna Break Your Heart

Het New Yorkse powerpopkwartet Fountains Of Wayne is één van mijn favoriete bandjes ever. Hun naamloze debuutalbum uit 1996 is een van de weinige albums die ik ken zonder ook maar enige zwakke broeder op de tracklist. Na opvolger Utopia Parkway volgde een kleine inzinking met slechts goede platen, en natuurlijk dat ene hitje.

Maar anno 2011 flikken ze het gewoon nog een keer. Ook bij jongste telg Sky Full of Holes is het gewoonweg onmogelijk om een favoriete song aan te wijzen, omdat ze allemaal zo goed zijn. Zelf kiest de band voor ‘Someone’s Gonna Break Your Heart’ als eerste vooruitgeschoven pion. De videoclip laat nog op zich wachten, maar dat is geen reden om nu niet alvast te luisteren.


Thijs Zilverberg, M, 28, Amsterdam